Het nieuwe pensioenstelsel

Op de eerste plaats en voor alle duidelijkheid, dit betreft een stelselwijziging voor iedereen met een pensioenregeling, aangeboden door de werkgever. Het gaat dus om opgebouwde pensioenen uit het verleden (dus ook bij andere werkgevers) en pensioen dat op dit moment bij de werkgever wordt opgebouwd.
En om een ander misverstand uit de wereld te helpen, ook in het nieuwe pensioenstelsel moet iederewerknemer het opgebouwde pensioenvermogen besteden aan een levenslang pensioen. Dus, zomaar dit bedrag ineens opnemen voor een nieuw huis of een vakantie mag vooralsnog niet.

Wat merk ik dan van de verandering?
Uniek aan het huidige Nederlandse pensioenstelsel is dat een groot gedeelte van het inkomen van gepensioneerden uit een kapitaalgedekt pensioen komt, anders dan de AOW die door de huidige werkenden wordt betaald. Werknemers en werkgevers zetten samen iedere maand een deel van het salaris belastingvrij opzij voor later. Dat wordt belegd bij een pensioenfonds dat na pensionering een vooraf afgesproken bedrag uitkeert.

Deze belofte van een vaste uitkering gekoppeld aan salaris wordt losgelaten. In het nieuwe stelsel moet duidelijker worden wie wat betaalt en wat de deelnemer daarvoor krijgt. Iedereen kan op het eigen pensioenoverzicht, anders dan nu, zien hoeveel vermogen er is opgebouwd, de premie die daarvoor is ingelegd, hoeveel rendement daarover is gemaakt en welke kosten er vanaf gaan. In dat overzicht komt ook te staan, net als nu, wat de verwachte pensioenuitkering is. Die verwachte uitkering wordt straks een rekensom gebaseerd op het vermogen dat er al is, en nog te verwachten rendementen.
De pensioenuitkeringen kunnen dus straks hoger uitvallen, maar de keerzijde van meer risico nemen, is dat het pensioen ook minder kan worden. Pensioenfondsen proberen wel de pensioenuitkering zo te ontwerpen dat die vrij stabiel wordt en dat het vooral het vermogen van werkenden is dat schommelt.

Een van de belangrijkste drijfveren om tot deze stelselwijziging te komen, is het loslaten van de belofte (een vaste uitkering) want dat betekent ook dat de premie niet meer automatisch stijgt of daalt. De kosten van pensioen worden daardoor voorspelbaarder voor werknemers en vooral werkgevers.
In het nieuwe pensioenstelsel verdwijnt de zogeheten ‘doorsneesystematiek’ voor de premie, waarbij jonge werkenden meebetalen aan de pensioenopbouw van hun oudere collega’s. Vanaf 2028 geldt een premiepercentage die voor jong en oud gelijk zal zijn. Daarmee worden de jongeren niet langer achtergesteld bij de ouderen. Deze laatste groep zal hiervoor wel deels gecompenseerd moeten worden.

Tot slot, de werkgevers (samen met de sociale partners) hebben straks de keuze uit 2 smaken, d.w.z. nieuwe pensioenregelingen, te weten de flexibele regeling waarbij de werknemer zijn eigen pensioenpotjeopbouwt. De deelnemer kan dan kiezen waarin hij wil beleggen, en de keuze maken tussen een vaste pensioenuitkering of een uitkering die meebeweegt met de beurs. Bij de zogeheten solidaire regeling blijven de beleggingen collectief, zonder eigen keuzes, in de verwachting dat dit gemiddeld meer rendement oplevert. Fondsen rekenen een deel van het vermogen en van beleggingswinsten en -verliezen op papier aan deelnemers toe. Daaruit betalen ze een uitkering die meebeweegt met de financiĆ«le markten. Daarnaast komt er een ‘solidariteitsbuffer’ om in tijden van crisis de uitkering op peil te houden. De verwachting is dat deze solidaire regeling het meest gekozen gaat worden door sociale partners.